download bio
about the organization (Stichting WILco)
work
press
soundcloud
loudspeakeroperas (by Cathy van Eck)
interview by Thea Derks (in dutch)
speech – Nederlands Muziektheater NU (nl)
speech – Nederlands Muziektheater NU (en)
“Huba’s music has never been polished, she is not afraid of new sounds or new ways of presenting music, acoustic as well as electronic, dramatic and theatrical, & usually with the necessary humor and irony.”
She works together with author Erik-Ward Geerlings and managing director Jasper Hupkens.
The Stichting WILco is supporting all of Huba de Graaff’s projects.
Bowie Verschuuren (photography), Emmy Visser (design), Lonneke van Eden : publicity.
Huba studied Sonology in Utrecht (1981) and composition at the Royal Conservatory in The Hague with Dick Raaymakers, Louis Andriessen, Fredric Rzewski, Walter Zimmermann and Gilius van Bergeijk.
She teaches at Artez – Arnhem.
She frequents the KonCon, HKU, and PrinsClaus Conservatorium as a guest-teacher and mentor.
download bio
all works
about the organization (stichting wilco)
Composer Huba de Graaff gives composition lessons, mentorship and advice to aspiring creative people of any age at her studio in Amsterdam. She also regularly gives lectures and public presentations at universities, music schools, conservatoriums and festivals around the world. If you would like to book her or you seek composition lessons or become a student you can email her directly at info@hubadegraaff.com
Huba de Graaff (Amsterdam, 1959) neemt een uitzonderlijke plaats in in het landschap van de hedendaagse muziek. Ze produceerde de laatste 25 jaar een serie unieke muziektheaterwerken. Ze studeerde viool, sonologie en compositie, o.a. bij Gilius van Bergeyk, Louis Andriessen, Fredric Rzewski, Dick Raaymakers en Walter Zimmermann.
Haar compositiewerk beperkt zich niet tot noten schrijven. Vaak staat ze ook zelf op het podium. Al in de jaren 80 speelde ze viool in bandjes zoals The Tapes en Transister. Later trad ze op met zelfgebouwd instrumentarium, zoals een metalen jurk, waarmee ze allerlei elektronica kon aansturen. Ze is altijd in de weer met mengtafels, laptops en elektronica en geeft veel lezingen over haar altijd fascinerende en uiterst originele projecten.
Voor Huba is componeren ook altijd uitvinden, onderzoek doen en tot essentiële vragen komen. Goede noten achter elkaar zetten is het streven van elke componist. Maar waarom staan ze daar? Wat betekent het? Nooit neemt Huba genoegen met zuiver esthetische normen. Waarom moet er zonodig gezongen worden? En wat is dat dan eigenlijk: zingen?
Niets is vanzelfsprekend in haar muziek. Zangers zijn soms ook acteurs of apparaten. Er worden ook altijd tegenstellingen gezocht, vragen gesteld, essenties uitvergroot en over de top gejaagd. Ze zoekt nieuwe interacties tussen akoestische en elektronische instrumenten en deinst er niet voor terug om eigen software of app’s te maken of onorthodoxe geluidsinstallaties te ontwerpen.
Zelden schrijft ze zuivere concertmuziek voor een ensemble zonder opsmuk. Liever zoekt ze samenwerking met theatermakers, ontwerpers, kunstenaars uit andere disciplines. Beeld en tekst zijn meestal ook aanwezig, maar er is geen vaststaande hiërarchie van tekst, geluid en beeld. Dat onderscheidt haar muziektheaterwerk van traditionele opera.
De traditionele concertpraktijk (en het klassieke luisteren) worden voortdurend op z’n kop gezet. Regelmatig kiest ze voor de low-fi quality van analoge apparaten. Bijgeluiden krijgen een hoofdrol: het slissen en buzzen van cassetebandjes of de ratelende mechanieken van old-school Revox bandrecorders. Maar het kan ook andersom: in De dood van Poppaea wordt met het Rotterdams Philharmonisch Orkest in een weergaloze surroundsound de terreur van het sounddesign aan de kaak gesteld.
Jarenlang organiseerde zij concerten, waarbij componisten, musici en toeschouwers uit hun comfortzone werden gejaagd. Het podium verplaatst zich soms naar buiten, tegen gevels, in sportscholen, parkeergarages. Bij lokatieprojecten op veel grotere schaal gebruikte ze de hele stad als podium.
Ondank die experimentele invalshoek en de vaak ongebruikelijke bezettingen is haar werk niet ontoegankelijk, integendeel, het heeft een melodische kwaliteit die zo sterk is dat je ze, al na één keer luisteren, moeilijk uit je hoofd krijgt.
Luidsprekers spelen in veel stukken van Huba een rol. In veel projecten heeft ze het instrument van de elektronische muziek uit de kast gehaald en in beweging gebracht.
In het legendarische Lautsprecher Arnolt (2003) draaien, trillen, zwaaien en springen de luidsprekers en transformeren bovendien tot een geloofwaardige dramatische personages.
In een ander werk Diepvlees (2008), ‘een afluisteropera voor zacht zingende mannen’, eisen niet de speakers maar microfoons en bandrecorders de hoofdrol op.
In alles wat ze maakt zoekt Huba eerst de essentie en vertaalt die op een speelse manier in een muzikale opzet. Vaak wordt er een spel gespeeld met geluidsweergave en reproductie en omkering van het perspectief. Meestal met de nodige humor en ironie.
De laatste jaren doet Huba fundamenteel onderzoek naar zang. Wat is zingen, waar komt het vandaan, hoe werkt het? Dit resulteerde o.m. in een opera (Apera, 2013) volledig gebaseerd op opnames van apenzang en De Pornopera (2015) die niet wordt gezongen maar volledig gekreund.
Een hoogtepunt in Huba’s oeuvre was de opera The Naked Shit Songs, die in première ging in het Holland Festival 2017. Een muzikale reconstructie van een interview wat zich ontwikkelt van kabbelend gesprek tot groots gesamtkunstwerk met koor en een virtuoze vijf koppige live-band.
Gilbert & George, die bij de première aanwezig waren prezen het werk aan als
“…a truly unique opera of great originality. And a real 21st century work of art.”
Huba de Graaff over ‘Opera’ – Zeepkist-toespraak 9-12-’24 voor Nederlands Muziektheater NU
“Muziektheater, ik blijf het toch hardnekkig ‘Opera’ noemen. Theater is niet doorgecomponeerd, opera wel.
1. Mijn eerste ervaring met ‘opera’ was als topless ‘extra’ (figurant) in de Don Giovanni HF ergens in de jaren ’70. (Ik was 16) Dit was een wereld, een orgie on stage, en wat de meeste koorleden betrof, ook een orgie daarbuiten (veel metoo…). En wanneer Il commendatore begon te zingen stonden wij – alle topless dames – met badjasjes aan samen met de jongens van de brandweer en alle andere medewerkers op het zijtoneel met kippenvel te luisteren. Een totaalwereld, on stage, side-stage, in the audience, zo prachtig, zo intens.
2. Maar ja, ‘Opera-zang’ is natuurlijk best raar. Wanneer je voor het eerst in je leven wordt weggeblazen door een Bianca Castafiore die zo Wagneriaans mogelijk hard wil loeien, weet je niet wat je overkomt. Het is meestal behoorlijk agressief en grensoverschrijdend. Terwijl zingen daarentegen heel natuurlijk is. Want iedereen zingt, kleine kinderen, demente bejaarden, apen, vóórdat de mensheid kon spreken werd er al gezongen.
Dus, ik begon te experimenteren met het fenomeen ‘opera’. Ik schreef een Apera, over zingende apen. En vóórdat je een zanggeluid produceert, hoe werkt dat: zingen? Eerst wordt gekreund natuurlijk, en dan pas gaan die stembanden echt trillen. Dus dat werd mijn Pornopera. Je kan ook heel erg zacht zingen, ook daar heb ik een opera over gemaakt. Je kan ook alles wat gesproken wordt laten zingen: The Naked Shit Songs, waarin een heel interview na-gezongen werd. Kortom, het hóeft niet allemaal zo volgens een bepaalde techniek uit de tijd iemand zo hard mogelijk moest zingen met extreem vibrato om de andere kant van een zaal te bereiken…
Ook ging ik experimenteren met techniek, want grandioze mogelijkheden, zoals mijn opera voor luidsprekers (Lautsprecher Arnolt). etc
3. Eigenlijk kan je stellen: klassieke opera-zang is inderdaad best ‘raar’, niet echt hoe mensen normaliter stemgeluid produceren en/of zingen, maar opera an sich is zo’n gewéldig medium om tot een overweldigende gesammtkunst te kunnen komen: een orgie op het toneel, en daarna gaan we verder in de foyer, en daarna feesten we gewoon door. Want door samen te werken kan je iets waanzinnigs scheppen. En ook het samenwerken zélf is al een feest.
Het is zo goed dat we in Nederland nog steeds plek hebben – en bewust plek creëren voor (vooral ook jonge) makers om out of the box te kunnen experimenteren, om te mogen falen, om het genre te bevragen en te veranderen, én om krachten te bundelen.
Tot Slot:
Een wereld in turmoil, overal opkomend angstig conservatisme, het grote gevaar schuilt nu in verbrokkeling, in het isoleren van al die eenlingen. Crowds and Power! Ik denk ook dat alles online de grote verbrokkeling en isolatie alleen maar verder in de hand werkt. En eenmaal geisoleerd: dan ben je prooi, en kan je worden wegbezuinigd!
‘Opera’ (stom woord, je associeert het altijd met Wagner, maar internationaal werkt het wel verhelderend) is nog steeds mijn ding.
Om veel te kunnen experimenteren en te mogen samenwerken.
Ik wil nog ff Pierre Audi citeren:
“Nearly all great art was born in opposition with tradition, nearly always rebellious and almost always politically incorrect (…)”
HdG ’24
Huba’s Speech 9-12-’24 for Nederlands Muziektheater NU
(Music theatre, I call it ‘Opera’. Theatre is not through-composed, opera is.)
My first experience with ‘opera’ was as a topless ‘extra’ (figurant) in the Don Giovanni, Holland Festival, somewhere in the 70s. I was 16. This was a world, an orgy on stage, and as far as most choir members were concerned, an orgy outside of the stage as well (lots of metoo…). And when Il commendatore started singing, we – all the topless ladies – stood in our bathrobes together with the boys from the fire brigade and all the other staff on the side stage listening with goose pimples.
A total world, on stage, side-stage, in the audience, so beautiful, so intense.
But then, ‘Opera singing’ is of course pretty weird. When you are blown away for the first time in your life by a Bianca Castafiore who starts singing as loud as possible like a Walküre, you don’t know what is happening. It’s so aggressive, it’s like ‘grensoverschrijdend gedrag’, transgressive behaviour (?).
Whereas singing, is very natural. Because everyone sings, small children, demented elderly, monkeys, before humanity could even speak people were already singing.
So, I started experimenting with the phenomenon of ‘opera’.
I wrote an Apera, about singing monkeys.
And the Pornopera: before the vocal cords really start to vibrate properly, there is always some moaning and groaning of course, so that became my Pornopera.
You can also sing everything which is spoken: in The Naked Shit Songs they sang a complete television interview. I also experimented with lots of technology, like loudspeakers, such as my opera for loudspeakers Lautsprecher Arnolt, etc.
In short, it doesn’t all have to be according to a certain classical technique from the time when someone had to sing as loudly as possible with extreme vibrato to reach the other side of the hall…
Yes, you could say: classical opera singing is indeed very ‘weird’, it is not really how people normally produce vocal sounds and sing. But opera in itself is such a wonderful medium to achieve an overwhelming ‘gesammtkunst’: an orgy on stage, and then we continue in the foyer, and afterwards we just keep on partying. Because by working together you can create something amazing. And the collaboration itself is already partytime!
It is so good and important that we still have place in the Netherlands – and consciously create places for (especially young) makers to experiment out of the box, to be allowed to fail, to question and change the genre, and to join forces.
A world in turmoil, fearful conservatism is rising everywhere, the great danger now lies in fragmentation, in isolating all those loners. Crowds and Power! I even think that everything online only further promotes the great fragmentation and isolation. And once isolated: then you are prey, and you can be cut in subsidies.
‘Opera’ (stupid word, you always associate it with Wagner, but internationally it does work) ‘opera’ is still my thing. To be able to experiment and have the opportunity to collaborate.
I would like to end with Pierre Audi:
“Nearly all great art was born in opposition with tradition, nearly always rebellious and almost always politically incorrect.”
HdG 9-12-’24