Componist Danst Uit Eigen Werk
muziek/concept: Huba de Graaff
regie: Marien Jongewaard
aanvullende teksten: Erik-Ward Geerlings
Aangezien bijna de hele wereld alleen maar in beeld denkt, en concerten momenteel slechts online plaatsvinden, presenteer ik in ’21 een selectie van mijn muziek als serie korte videoclips met dansende collega-componisten,
inclusief diverse links en geluidsfragmenten, online.
nr. 1 Dick Raaymakers danst op een fragment uit de afluisteropera ‘Diepvlees‘ (2009)
nr. 2 Pierre Boulez danst op een fragment uit ‘Studie Piezo-models‘ (1992)
nr. 3 John Cage danst op een fragment uit ‘Pornopera‘ (2015)
nr. 4 Karlheinz Stockhausen danst op een fragment uit de luidsprekeropera ‘Lautsprecher Arnolt’ (2004)
nr. 5 Peter Schat danst op fragmenten uit ‘Apera‘ (2013)
nr. 6 Paul Termos danst op een fragment uit de afluisteropera ‘Diepvlees‘ (2009)
nr. 7 György Ligeti danst op een fragment uit de sportschool-opera ‘Liebesleid’ (2017)
nr. 8 Michel Waisvisz danst op een fragment uit de retropera ‘The Naked Shit Songs’ (2017)
nr. 9 Willem Breuker danst op een fragment uit de fake-opera ‘Pulchalchiajev’ (2019)
“(…) Het gaat om de essentie van het muziekmaken, d.w.z. om de fysische relatie tot de klank en tot het instrument dat die klank produceert. Het gaat om de houding van het lichaam bij het muziekmaken, om de perceptie van alle klanken, zelfs de kleinste en bijna onhoorbare. Het gaat tenslotte ook om de rol van de komponist, die bij het besturen van en het komponeren voor elektronische apparatuur een totaal andere houding inneemt dan bij het schrijven voor traditionele instrumenten.”
uit: Dr.Godfried-Willem RAES, Kursus Experimentele Muziek: over Dick RAAIJMAKERS
Dick Raaymakers was heel belangrijk voor de ‘Haagse School’.
Ik heb vaak les van hem gehad op het Koninklijk Conservatorium. Hij probeerde me altijd te overtuigen om me tot hoofdzaken te beperken (‘less is more’, dat werk), maar ik deed vooral aan bijzaken, en teveel tegelijk.
Ik mocht ooit samen met hem optreden, op een soort houseparty. Hij deed een performance met microfoons door ze in brand te steken en ook op andere manieren te vernietigen. Ik stond (hoogzwanger) met mijn blikken rondzing-jurk heen en weer te zwaaien vóór het PA, rondzingen.
De ‘Japon Fuzz’, een blikken voorhangjurk, die prachtig kon rondzingen.
Listen to the Japon Fuzz:
© photo Vincent Mentzel
Dit werk komt uit ‘Corenicken‘, mijn eerste grote performance uit 1991.
Omdat ik al die concerten met electronische muziek erg saai vond (zitten luisteren en kijken naar een luidspreker op het podium), ging ik experimenteren met heel veel verschillende manieren om electronisch geluid voort te brengen, liefst door elkaar.
Een compositie voor 768 piëzo-elementen die boven het publiek aan 3 grids hingen. Met logische reeksen bestaande uit 1-en & 0-en (piepjes) heb ik een 4-stemmige elektronische compositie gemaakt, zie ook studie piëzo-models en Corenicken. Het klonk als regendruppeltjes op een tentdoek, als krekels, als iets heel natuurlijks, boven je hoofd. Dit was electronische muziek die NIET uit een luidspreker kwam.
Pierre Boulez. Tja. De enige van de componisten uit deze CDUEW-serie die ik nooit persoonlijk heb mogen ontmoeten, maar ja, hij was ook totaal onbenaderbaar, voor iedereen.
Wél ik ooit getracht zijn compositie … te vernachelen, kapot te maken, de noten los te trekken, uit te knijpen en daarna samen te stampen, tot er niets van zou overblijven. Maar dat was best lastig. Zijn noten bleven overeind.
Corenicken uit 1992, met boven het publiek de piezo-grids, en achter het drumstel Peppie Wiersma, het publiek zat rondom.
Bij dit experimentele werk probeerde ik op heel veel verschillende manieren electronisch geluid te produceren, dus vooral niet alleen uit luidsprekers. Rondzinggeluiden, feedback: met de JaponFuzz – een blikken jurk volgehangen met contactmicrofoons, die prachtig kon (rond)zingen. Als ik bewoog veranderde het geluid. In de ‘gracht’ achter het publiek bevond zich de wereld van de ‘blimpies’, rijdende en verlichte kunst-taartjes, die whee-whoo-geluid produceerden, een soort orgelpijp-techniek door electrische luchtverplaatsing. Ik maakte geluiden direct vanuit m’n Apple II – 8bit 48K en de Addressable Audio Transducers : computergestuurde roterende luidsprekers. Bovendien hingen er 100kg zware boxen pal boven het publiek, als een soort geluidsdouche. Peppie (en later met Eva van der Meer).en ik stonden in het midden op een klein podiumpje, en het publiek zat eromheen.
Traditioneel westers klassiek componeren was om vooral NIET te voelen. Elke vorm van lichamelijkheid moest voorkomen worden, was vies. Maar muziekmaken is toch het uiten van een fysieke emotie?
uit : Susan McClary – Feminine endings
“By far the most difficult aspect of music to explain is its uncanny ability to make us experience our bodies in accordance with its gestures and rhythms. Yet this aspect is also what makes music so compelling.” …
“Our academic music disciplines tend, …, to deny the presence even of expressive (let alone erotic) components in music. … the tendency to deny the body and to identify with pure mind underlies virtually every aspect of patriarchal Western culture.” ….
Voor de Pornopera ging ik onderzoek doen naar de ‘kreun’.
Elk miniem geluidje vlak vóór je gaat zingen analyseerde ik en bracht het in kaart. Truth is in the details.
Altijd vlak voor je zingt zit er een stukje kreun…..
Alles wat zacht klinkt doen we nu: lekker hard, en bovendien met een drama-orgasme van 4 minuten lang.
Want het is opera, en opera is nou eenmaal traag en uitvergroot drama.
Op een zonnige middag, februari 1992, wandelde ik door New York, Manhattan.
Toen zag ik opeens een lief meneertje met een boodschappentasje lopen.
John Cage.
Ik ben op hem afgestapt! En ik heb een praatje met hem gemaakt!
Ik vroeg hem ‘bent u John Cage’, ja dus. Ik vertelde hem dat ik had deelgenomen aan zijn projectweek aan het conservatorium te Den Haag. Bij wie ik had gestudeerd? Bij Louis Andriessen (o.a.) zei ik.
“O, die is héél erg goed” zei John Cage, en hij lachte vriendelijk. Wow.
Ik denk dat zo’n onverwachte ontmoeting iets met je doet, voor de rest van je leven…
Dit koor-fragment komt uit: Lautsprecher Arnolt (2004 en is ingezongen door Cappella Amsterdam. De luidsprekers waar hun gezang uit kwam bewogen allemaal tegelijk hun kop richting publiek, een magisch moment.
Muziekmaken is: Je voelt iets, en dat wil je delen met de wereld, dus ga je geluid maken: vanuit een fysieke emotie. Je slaat met je handen en je roept ‘oe oe’, naar de anderen.
Geluid ontstaat altijd vanuit een beweging. Geluidmaken is het in trilling brengen van lucht.
Wanneer je met electronische klanken werkt wordt het geluid weergegeven door luidsprekers.
Maar luidsprekers bewegen niet, die staan altijd doodstil. Dit is een heel onnatuurlijke manier van geluid produceren.
Elk natuurlijk geluid beweegt.
De luidspreker is het ‘instrument’ voor de electronische muziek.
Dus bedacht ik: de ‘luidspreker-opera’.
Een heuse opera voor luidsprekers, waarin alle luidsprekers zingen én: BEWEGEN.
Stockhausen en zoon? Jan Panis is natuurlijk helemaal niet de zoon van Stockhausen. Maar wel de beste geluidstechnicus/sound-engineer van Nederland, logisch dat der Karlheinz graag met hem werkte. Maar ik ook! Jan Panis heeft mij altijd geholpen met heel veel uitvoeringen van composities en opera’s. Hij ging ook mee op tournee met Corenicken. Eigenlijk heeft hij zowat alle top-geluidstechnici in Nederland opgeleid.
Marien Jongewaard (Arnolt) en de stem van Karin Jönsthövel (Olga) – in Lautsprecher Arnolt:
© photo Tom Kroes
Lautsprecher Arnolt was een luidsprekeropera uit 2004, over de schrijver en Luidspreker Arnolt Bronnen, gespeeld door Marien Jongewaard. Arnolt leefde in een tijd waarin de luidspreker voor het eerst werd ingezet als politiek massa-medium: rond de 2e WO. Alle luidsprekers in deze opera zongen, want : Opera, maar het allerbelangrijkste was: ze bewogen.
Vanzelfsprekend ging deze opera over het 3e rijk gepaard met de nodige aardebrom, rondzingers en aansluitgekraak en veel vervorming. Geen enkel systeem is perfekt.
Wanneer je de luidspreker als écht muzikaal instrument wilt gebruiken, moet ie óók kunnen bewegen.
In eerste instantie experimenteerde ik met zangers met speakers op hun hoofd, en robotspeakers: ‘Hephaistos’ uit 1996.
Hephaistos was mijn eerste experimentele luidsprekeropera – 1996
Lees meer over Hephaistos
Zingen is eigenlijk best raar. We praten de hele dag door en beschouwen ‘zang’ als iets van een hogere orde. Maar de volgorde is eigenlijk omgekeerd: eerst was er zang en van daaruit ontstond (pas véél later in de evolutie) spraak. Kinderen zingen vóórdat ze praten. Demente bejaarden zingen ook graag.
Ik ging onderzoek doen naar zang bij apen. Ja, natuurlijk, apen zingen, ze herhalen melodielijnen en ze reageren op hun eigen stemgeluid, en dat van de ander. Alleen componeren en organiseren ze wat minder, en ze zingen niet tegelijk, of in canon of door een microfdoon of zo.
Voor de Apera heb ik 10 apenzang-fragmenten genomen, en die worden langzaam nagezongen door het Egidius Kwartet.
© photo : Bowie Verschuuren
Dit is zo’n apenzang-fragment:
Lees meer over de Apera en mijn onderzoek naar Apenzang:
Paul Termos is jong overleden. Elke ochtend, als ik mijn kinderen naar de peuterspeelzaal had gebracht, kwam ik hem tegen. Dan liep hij naar de bakker voor zijn dagelijkse cocosmacroon. Hij kon zich enorm druk maken over het Nederlandse muziekleven. Altijd als ik hem aansprak barstte hij los, enorm verontwaardigd en vol overtuiging, niets en niemand ontziend.
Eén keer kwam ik hem op straat tegen terwijl hij belangrijke brieven naar alle Nederlandse componisten in de brievenbus aan het stoppen was. Toen had hij even geen tijd voor een gesprek, want hij was in opperste concentratie.
De opera Diepvlees (uit 2008) ging over de ontkoppeling van geluid en de échte makers van het geluid. Een afluisteropera, over het aftappen, oftewel :
het ontkoppelen van iemands stem.
Is een luidspreker wel een ‘instrument’? Er klopt iets niet: al die trillende lucht uit een luidspreker wordt namelijk altijd ergens anders gefabriceerd. De echte maker van het geluid zit (veilig) ergens anders.
De oorspronkelijke geluidsbron is altijd losgekoppeld van het instrument wat geluid maakt: van de luidspreker.
Een microfoon is eigenlijk een omgekeerde luidspreker.
De allereerste keer dat ik als kind iets door een microfoon zei, schrok ik zó, dat ik besloot om nóóit meer iets door een microfoon te zeggen. Maar een microfoon (eigenlijk een omgekeerde luidspreker) is ook geweldig gereedschap: Je kan heel diep op microscopisch niveau inzoomen, met een microfoon. Alles wat te zacht klinkt, wat überhaupt nooit door iemand beluisterd wordt, waar niemand naar wil luisteren, dat kan je nu lekker héél hard laten klinken.
Het zachte gepruttel van iemand die niets durft te zeggen, het aandoenlijke gekraak en geruis vlak vóór de band start, alle microscopisch kleine onderdelen van geluid kunnen uitgelicht en versterkt worden.
Wiek Hijmans, Arthur Sauer, Paul Termos, Eric de Clercq en Huib Emmer voor de IJsbreker, incognito.
© photo : Huba de Graaff
Uit: Liebesleid, een sportschool – opera.
Ik ging naar een Ligeti-concert in Rotterdam, maar ik kwam veel te laat binnen, en onvoorbereid, en wat er klonk was geweldig! Ik hoorde sirenes, verwarmingsbuizen, airco, voetstappen, gekraak, en o ja, ook tussendoor nog wat getik van metronooms (maar die tikkende metronooms waren dus de compositie). Adembenemend, prachtig.
Later volgde een bijeenkomst voor de studenten. Hoe word je een succesvol componist, werd hem gevraagd. Om te overleven als componist, aldus Ligeti, moet je je altijd onderscheiden van de rest. Originaliteit boven alles.
Uit: The Naked Shit Songs (2017) Mijn fascinatie voor Luidsprekers geldt niet alleen De dingen maar vooral óók De mensen.
De hardschreeuwers. De luidroepers. De provocateurs.
TNSS was een opera over de vermoorde luidspreker Theo van Gogh die het kunstenaarsduo G+G interviewde, maar dan: gezongen. Het hele interview werd nagezongen, inclusief versprekingen en gestotter.
Alle songs heb ik geschreven vanuit hetzelfde simpele basloopje. Nu eens heen, dan weer omgekeerd, of gespiegeld of omgekeerd gespiegeld. Want: Art for All (is het credo van G+G) dus lekker toegankelijk.
Samen met Arthur Sauer organiseerde ik (eind jaren ’90) KroKo-concerten, KoKo-dagen en het Pohokon (Potentiele Hoogtepunt Konserten, afgekort tot: Pokon) enz. enz. Eén aflevering was gewijd aan interactiviteit, samen Michel Waisvisz. We hebben toen samen met hem een poging gedaan om het ultieme interactieve concert te ontwikkelen, door een gemeenschappelijke muis boven het publiek te hangen aan een visnet, met touwtjes waar iedereen aan kon trekken zodat de ‘muis’ over het geprojekteerde scherm bewoog, en het publiek op die manier de muziek kon sturen.
Die gemeenschappelijke muis was geen overweldigend succes, het pijltje bewoog minimaal omdat iedereen tegelijk een richting wilde bepalen.
Onderzoek naar de juiste barbecue voor een reconstructie van ‘Jagdstück’ van de componist Michael von Biel, met Arthur Sauer (1984?)